Geesje de Vries (1929) – nu bijna 92 – speelde op zondagmorgen op de Ooievaarsweg vanaf 1948 een aantal jaren piano uit het liedjesboek van Westhill. Op de foto uit de jaren vijftig is ze vergezeld van Netty Visser (1931) die daar een van de leidsters was.
Gé de Vries vertelt:
“Die zondagschool ging uit van de Hervormde kerk. Het was in een vrij grote ruimte naast de praktijk van een KNO-arts op de Ooievaarsweg.We richtten het zaaltje dan in met kleinere stoeltjes die in een aantal kleine kringen werd gezet, telkens zo’n vijf, zes, zeven stoeltjes. Hennie Valentijn was de hoofleidster die dan zeker 25 of 30 kinderen binnenliet als alles klaarstond. Ik ontving ze dan met pianomuziek. Er was een keer een druk jongetje die er van alles uitflapte. Henny sprak hem aan met ‘Als jij zo doorgaat, dan kom je nooit in de hemel.’ Zegt dat jongetje: ‘Pff, zou ik nooit willen, met m’n blote billen in de lucht en een toeter in m’n bek.’ Henny had het niet meer, ze liet hem maar gauw door.”
“Ieder groepje had een eigen leidster. Ik herinner me juffrouw van Schaik, juffrouw Gaasbeek, Annie Dral en Netty Visser. Die vertelden dan verhalen uit de kinderbijbel en daarna mochten de kinderen er in hun boekje een tekening bij maken. Ze zaten dan op hun knietjes voor hun eigen stoeltje en het boekje lag op de zitting.
Er werden veel liedjes gezongen. Bijvoorbeeld:
God die alles maakte, / de lucht en ’t zonlicht blij, / de hemel, zee en aarde, / zorgt ook voor mij.
God die ’t gras gemaakt heeft, / de bloemen in de wei, / de bomen, vruchten, vogels, / zorgt ook voor mij.
God die alles maakte, / de maan, de sterrenrij, / als duist’re wolken komen, / zorgt steeds voor mij.
De kinderen brachten een paar centen mee voor de zending in arme landen. Er stond door zo’n houten popje van een Afrikaans jongetje met een gleufje in zijn bolletje. Daarin mocht je je centjes laten vallen en dan knikte hij met zijn hoofdje. Dat vonden zij prachtig dus elke keer ging er een cent in.
Als je een keer niet kwam, kreeg je een kaartje in de bus met een tekst zoals ‘Jouw stoeltje was leeg’ en de uitnodiging om zondag weer te komen.’
We deden niet zomaar wat. Het was allemaal geschoeid op Westhill, een Engelse methode met eigen materiaal. Nou, dat heb ik een aantal jaren gedaan. Daar kwam ik Netty Visser tegen en daar ben ik altijd bevriend mee gebleven.”
In de Westhill-handleiding – “Het kind in het midden” – wordt voorgesteld het ophalen van geld voor de zending met twee leuke mandjes te doen en de kinderen in een slinger door de zaal te laten lopen bij het brengen van hun centjes, zingend: ‘k Breng mijn kleine gaven, vrolijk en zo blij / Prijzend Jezus Christus, Heiland ook van mij.’
De Westhill-methode stamt uit het begin van de 20e eeuw, waar Quakers in Selly Oak bij Birmingham (GB) een opleiding voor onder andere theologie, maatschappelijk werk en de opleiding van onderwijzeressen en onderwijzers startten. In het Westhill college werd in 1907 een opleiding voor zondagschoolleidsters gestart. Het was toen een nieuwe methode om kinderen in aanraking te brengen met de Bijbelse boodschap, gestoeld op onder andere de ideeën van Fröbel en Montessori. Actieve betrokkenheid van de kinderen en zelfwerkzaamheid speelde daarbij een belangrijke rol. Maria van Voorst van Beest (1879-1954) deed daar een opleiding en terug in Nederland kocht ze in 1912 een grote villa in Zeist (die ze ‘Westhill’ noemde) en ze liet daarnaast een kinderkapel bouwen. Ze richtte de Vereniging voor godsdienstige opovoeding op en publiceerde onder andere een vertelselboek, een liederenboek en een handreiking voor zondagschoolleidsters: Het kind in het midden. Enkele aanwijzingen voor een nieuwe methode van godsdienstige opvoeding, Baarn 1920.