De naaldvakken (breien, haken en naaien) waren, voor de invoering van de leerplicht in 1914, vooral bedoeld om meisjes uit de laagstbetaalde gezinnen, voor wie de lagere school toen eindonderwijs was, iets te leren waar ze hun hele leven iets aan zouden hebben. Dat zou hun schoolverzuim verminderen. De invoering van nuttige handwerken had tot gevolg dat naast meesters nu ook vaak een juf werd aangesteld, mits bevoegd. Op de kweekschool moesten ze daarom naast het vaste curriculum extra werken voor de akte nuttige handwerken. Met zo’n akte werden ze eerder aangenomen door een schoolbestuur, want het inhuren van een aparte handwerklerares was duurder.
Ervaring met nuttige handwerken?
Wie kan nog vertellen wat je op school bij handwerken moest leren? Wie heeft nog voorbeelden van de werkjes die toen werden gemaakt? Wat voor nut heb je ervan gehad in je volwassen leven?
De School met de Bijbel in Buiksloot
Op de School met de Bijbel werkten aanvankelijk alleen onderwijzers en werden de handwerklessen door diverse dames gegeven. Maar in 1899 werd juffrouw J. Jonker als derde leerkracht aangesteld. Zij bezat een handwerkakte en daarom kreeg handwerkjuf Lanting eervol ontslag. Na juffrouw Jonker volgden nog twee onderwijzeressen.
In 1906 kwam juffrouw Johanna Hendrika Klukkert. Zij gaf de handwerklessen buiten schooltijd op woensdag- en zaterdagmiddag van 12.00 tot 13.00 uur. Daarvoor kreeg ze jaarlijks een toelage van f 80. Ook Marie Klijn kreeg handwerkles van juffrouw Klukkert. Zij maakte bij haar een merklap. De zelfkant van zo’n schoollapje was voorzien van een rood ingeweven randje. In de onder- en bovenkant maakte Marie een zoompje dat ze doorstikte met een rood draadje. Ze moest met een eenvoudig rijtje kruisjes beginnen. Daarna werden de borduurpatronen ingewikkelder. Als dat lukte, volgden eenvoudige stokletters, zoals de letter I en de H en daarna de moeilijker letters. Als de meisjes later een eigen huishouden hadden, konden zij hun linnengoed zo netjes merken met hun naam. De meisjes leerden ook sokken, kousen en borstrokken breien. Kousen moesten ze op vier pennen breien en het naadje van de kous mochten ze niet vergeten: dat maakte het tellen van het aantal gebreide toeren gemakkelijker. Het breien van de kleine en de grote hiel was een lastig karwei. Kousen sleten snel, daarom moesten de meisjes thuis ook dagelijks een aantal naadjes breien. In de hogere leerjaren kwamen er nog oefeningen in naaien, stoppen en mazen bij.