Wonend op Laanweg 61 (1e etage) debuteerde Nescio in 1911 met De uitvreter , in 1915 verscheen Titaantjes, in 1917 gevolgd door Dichtertje. In 1918 kregen alle gezinsleden de Spaanse griep (vader Grönloh lag lange tijd in het ziekenhuis tezelfdertijd verhuisden ze naar het bovenhuis van Laanweg 53 Villa IJdam, een paar huizen verderop, waar ze tot 1926 bleven wonen. Die verhuizing was noodzakelijk doordat de huizen Laanweg 57, 59, 61 toen in gebruik werden voor het St. Jozefhuis, een kinderhuis voor jongens, geleid door de Eerwaarde Zusters Karmelietessen van het Goddelijk Hart van Jezus.
(1907. Kinderen op de Laanweg. Links achter de dikke boom zie je de balkons van de eerste verdieping van Laanweg 57-61, Op de tekening zie je hoe de Laanweg na nummer 61 overging in een polderweg)
Wonen in de Buiksloterham
Tot de Eerste Wereldoorlog was de Buiksloterham grotendeels onbewoond en werd er nog landbouw bedreven. Langs de Laanweg stonden aan de kop enkele fabrieken en meer naar het noorden stonden rechts van de weg wat boerderijen en arbeidershuisjes (34 woningen). Daartussen was door initiatiefrijke Amsterdammers vanaf 1898 een korte straat gebouwd met enkele losse villa’s en aan weerszijden blokken statige etagewoningen (46 woningen totaal). Er waren een rijwiel- en brandstoffenhandel, enkele kruidenierswinkels, een slager en een warme bakker en er kwamen aardappel- en groenteventers langs de deur. Het gezin had inwonende dienstmeisjes. Voor haar bevallingen ging Aagje telkens wekenlang naar haar ouders in de Wagenaarstraat.
Als Frits door de week naar zijn werk ging, voor werk op reis was naar het buitenland en op de vrije zondagen ging wandelen zat Aagje daar alleen met de kleine kinderen in een polder die geleidelijk tentoonstellingsterrein, kazerneterrein en bouwterrein werd. Een lagere school in een houten hulpgebouw was er bij de Willemsluizen. Het literaire werk dat Frits maakte werd door Aagje thuis in het net geschreven, ook als het passages betrof waarin hij zich beslist negatief uitlaat over het huwelijksleven. Zoals in Dichtertje (zie kader).
Lieneke Frerichs biografie van Nescio, die in juni 2021 verscheen, laat meer licht schijnen op wie Aagje Tiket was, op haar huwelijk met Frits. In de aankondiging van het boek stond: “In Nescio. Leven en werk van J.H.F. Grönloh gaat die deur eindelijk open. Uit niet eerder gepubliceerde fragmenten uit dagboeken, brieven en andere persoonlijke documenten rijst een fascinerend portret op van de gecompliceerde man die deze verhalen schreef. Verhalen, die een basis hebben in zijn eigen leven: zijn jeugdjaren, zijn idealistische ‘Titaantjes’-periode te midden van de wereldverbeteraars in het Gooi, zijn verliefdheid op Agathe Tiket, het gezinsleven met vier dochters en zijn carrière van kantoorbediende tot directeur. In 1925/1926 maakte hij een maandenlange zakenreis in Brits-Indië, waarvan hij verslag doet in lange brieven vol verlangen naar huis. De honderden brieven aan zijn dochter in Groningen geven een beeld van Amsterdam in oorlogstijd, het leven tijdens de hongerwinter en van de naoorlogse jaren, toen hij eindelijk kon doen wat hij het liefste deed: eropuit trekken en zwerven in de Nederlandse landschappen.”
Bij een voorbespreking in de Volkskrant schreef Sander Kollaard begin 2021: “Veel in Nescio’s werk draait om de spanning tussen de moi social en de moi profond, de mens die zich conformeert en de mens die zich afkeert en de vrijheid zoekt, en die spanning heeft een parallel in zijn leven.”.
[De familiefoto is in 1911/12 gemaakt. Links zitten Frits en Aagje met hun kinderen. Rechts zit zus Mies Grönloh met haar verloofde. In het midden staat zus Sara met voor haar op het tafeltje haar verloofde Bert Veelbehr die in Nederlands-Indië verbleef.]